inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1834 - 1875

poëzie (nr. 1.078):

De doodstraf

Zij kwamen hem wekken te middernacht.
- Hij ademt zo kalm en hij slaapt zo zacht.

Zij zagen die rust op de ruwe spond;
Zij riepen hem driemaal voor hij het verstond.

Hij opende de ogen en zuchtte zo diep,
Hij wist het, het was de dood, die hem riep.

Het was een klare zomernacht.
Zij hadden hem liever genade gebracht.

Zij lazen, ontsteld, hem zijn vonnis af;
Met gebogen hoofd hoorde hij zijne straf.

Hij was nog zo jong, en de doodslaap is lang.
Zijn laatste morgen brak aan in 't gevang.

De priester wees hem op het heilige kruis.
Hij had nog zijn moeder en zusterke t'huis.

Hij heeft tot de dood zich gelaten bereid,
En dank en vaarwel aan zijn wachters gezeid.

De wet veroordeelde hem ter dood,
Zijn genade verwierp de koning groot.

De wachters zeiden: "wij willen hem wel
Gebonden brengen uit zijne cel."

De grafmaker zei: "ik wil zijn graf
Wel delven, hij heeft verdiend zijne straf."

En 't karreke voor de poort zegde stil:
"En ik naar 't schavot hem wel voeren wil."

Ginds stond de beul, omhoog, alleen;
Zij brachten er de gevangene heen.

Hij zag hem aan van naderbij -
"En ik, ik wil hem niet doden!" riep hij.

De menigte juichte om dat vroom gemoed.
Zij waren niet dorstig naar zijn bloed.

Wat ware uw doodstraf, o maatschappij,
Indien alle beulen eens waren als hij?

1864

Schrijver: Rosalie Loveling
Inzender: adm, 30 juli 2007


Geplaatst in de categorie: moraal

3.0 met 12 stemmen aantal keer bekeken 2.310

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)