inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1869 - 1945

poëzie (nr. 4.162):

De geschiedenis van twee aardige mensen

Het waren twee aardige mensen,
Die dachten van niemendal kwaad.
Zij dachten alleen aan zichzelve,
Zoals dat gewoonlijk dan gaat.
Het waren twee aardige mensen
Nog zonder verstand en gezond.
Die hielden zoveel van elkander
Alsof er geen wetboek bestond.

Die ene, die leerde voor dokter;
Zijn vader had duiten er voor.
De andere zat voor haar broodje
Als schrijfstertje op een kantoor.
De een die zat rijk in zijn kleren,
Droeg vesten en sokken van zij.
De ander had bijna geen hemd an,
En toch was ze dapper en blij.

Hij wachtte haar op tegen achten,
Dan had ze gedaan op kantoor.
Ze sprongen elkaar in de armen
En gingen er zingend vandoor.
Dan kreeg ze een ruikertje rozen,
Een doosje met zeep, of met reuk.
En eens gaf hij haar als verrassing
Een grappige hoed met 'n deuk.

Zo werd 't hoe langer hoe mooier,
Ze hadden voor werken geen tijd;
Haar penhouder had ze vergeten
En hij was zijn leerboeken kwijt.
Toen huurden ze ergens 'n kamer,
Omdat er geen uitkomst meer was;
Daar kregen ze samen 'n kindje
En dat kwam volstrekt niet te pas.

De vader riep: 'Aap van 'n jongen!
Ga gauw bij dat schepsel vandaan
En geef haar een bankje van honderd
Dan is er de zaak mee gedaan.'
Toen bleef ze alleen met haar kindje,
Geen mens die haar hielp in de nood.
Ze beefde van angst en van schande
En maakte haar kindje toen dood.

Het waren twee aardige mensen,
Nog zonder verstand en gezond.
Die hielden zoveel van elkander,
Alsof er geen schande bestond.
De een is gevestigd als dokter
En werkt voor een deftig bestaan.
De ander zucht in 't spinhuis
En daar denkt nou niemand meer aan.

Liederen

Schrijver: Koos Speenhoff
Inzender: Redactie, 5 februari 2021


Geplaatst in de categorie: maatschappij

4.0 met 11 stemmen aantal keer bekeken 1.982

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)