inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1830-1899

poëzie (nr. 4.520):

BLOOTAKKER

Geen één blad op de bomen! Af
is alles; vóór de vlagen
gevallen onder voet en van
de winden weggevaagd,
het schilderschone aanschouwen, dat
het bonte najaar draagt:
noch wit en zijn, noch groene meer,
de scherpe dorenhagen.

‘k Zie heinde en verre, deur end deur
de velden nu, de kerken,
de huizen en de hoven staan,
zo bloot als op mijn hand;
van verre zie ‘k de peerden en
de mensen, op het land,
zo neerstig en zo klene, alzo
de mieren zijn, aan ‘t werken.

‘t Is wijd en breed al, ommentom,
‘k gevoel ‘t nu, aan de baren
des wilde Winds, die henentuimt
en, tierende onder ‘t hout,
zijn stemme schijnt te missen en
zijn tale, die zo boud,
zo bulderende, aan ‘t roepen zat,
hier voortijds, in de blâren.

‘t En wonen meer geen vogels in
de bomen! Zo gij, wepel,
nen overjaarse aksternest
entwaar nog hangen vindt,
van boven in de abelen, ‘t is
een wiege zonder kind,
die waagt, en geen geluid en geeft:
een klokke zonder klepel.

‘k Zie geren nu de takken, dikke
en dunne, uit ene stamme
gesprongen, rechte omhoge staan,
hun handen uitgestrekt;
zo schone, alsof zij baden, dat
de Winter hunne ontdekte
en tere, jonge leden toch
niet tenemaal en stramme.

Vervarelijke Winter, laat
u murwen, u verzoeten:
dek alles, eer gij vriezen komt,
voorzichtig, in de snee;
‘n ijzel op de bomen niet,
die breken zouden! Wee
der takken, als ze ‘t wegen van
de ijzel tillen moeten!

In stukken slaat ge, Winter, dan
de bomen. Hoor ze kermen:
ze sleuren elk de anderen
zijn telgen, zwaar als steen,
te grondewaard; ze stubbelen
ze storten, al deureen...!

Vervarelijke Winter, laat ‘t
der schonen u ontfermen!

Rijmsnoer 4-12-1896

Schrijver: Guido Gezelle
Inzender: Redactie, 21 februari 2022


Geplaatst in de categorie: jaargetijden

4.0 met 6 stemmen aantal keer bekeken 2.398

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)