De windharp
Zacht ruist uw toon, o Windharp! als de lucht,
Met dartel fluistren huppelt langs uw snaren;
Zacht als het suizen van de goudgele airen,
Wen de avondwind door 't golvend koren zucht.
Doch schoon de storm de tuimelende baren
Met dondrend brullen zwepe in wilde vlucht,
Te stouter stijgt uw stem, en klieft de lucht
Als 't harpgezang der heilige Englenscharen;
En roept ons toe: uw ziel geev' zuivre tonen
Terwijl een koeltje langs uw slapen ruist,
Doch winne aan kracht, wanneer de stormwind bruist.
Zwak is 't geslacht van hen, die de Aard bewonen;
En de arme mens droomt licht van krachtbetonen
Als 't lieflijk Westen door zijn lokken suist.
Inzender: Redactie, 11 december 2007
Geplaatst in de categorie: natuur