Het liedje van verlangen
Een knaapje leunt aan moeders schoot
Vol slaap de knippende ogen,
En houdt zich wakker, taai en groot,
Met knikkebollend pogen.
Hij's bang in 't donker, bang alleen;
Hij wil niet heen,
Blijft talmen, treuz'len, hangen.
Het dwaze jonkske dwingt,
En zingt
Een liedje van verlangen.
Reeds half het offer van de dood,
In dorre levensgaarde,
Bukt zich een grijsaard naar de schoot
Der trouwe moederaarde.
Maar zeg hem niet: 't is tijd van rust!
Schoon afgeleefd in iedre lust,
Hij hunkert nog te blijven:
Hij zucht en hijgt, maar juicht en lacht,
Hij leeft slechts om, met kunst en kracht,
De doodslaap te verdrijven.
Hij's bang in 't donker - bang alleen;
Hij wil niet heen,
Blijft meedoen, beuz'len, hangen.
De dwaze grijsaard dwingt,
En zingt
Een liedje van verlangen.
De Dichtwerken (1868)
Schrijver: P.A. de GénestetInzender: Redactie, 11 september 2019
Geplaatst in de categorie: tijd