Hei-leeuwerik
Nu weet ik welke vogel
mijn lievlingsvogel heten mag,
die even opgetogen
zingt zomernacht en winterdag.
Ik werkte ’s winters in het woud,
de zon scheen fel door de denne-stammen
op fonkelsneeuw met rosse vlammen,
mijn hakmes blonk en klonk op ’t hout.
Daar ging omhoog een kleine schelle
met fijne lichtdoorwaaide klank,
hei-leeuwrik’s lied bleef mijn gezelle
de lieve morgen lank.
Weet gij de meinacht nog, mijn lief?
de maan scheen over ’t land,
langs weiden stil en nevel-wit
gingen wij hand in hand.
Weer luidde ’t helle, helle, helle,
hoog boven bos en hei.
De kleine schelle, schelle, schelle
ging onverpoosd en blij.
Nog maar sinds onlangs ken ik hem
met zijn verrukte kleine stem,
zijn lichte, luchte jubelkreet
die van geen moeheid weet.
De morgenzon, de zomernacht,
de wind, de vrijheid zonder maat!
de lust die nimmermeer vergaat,
die heeft hij in zijn lied gebracht.
Het klinkt vanuit de vage verte
alsof hij midden in ’t gesternte
zijn zilvren klokje luidt.
Wat zijn gelui beduidt
weten wij beiden, liefste mijn!
Zo zal hij onze lievlingsvogel zijn.
Van de passielooze lelie, 1901
Schrijver: Frederik van EedenInzender: Redactie, 24 januari 2019
Geplaatst in de categorie: dieren