inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1540 - 1598

poëzie (nr. 1.257):

Psalm 103

Een lofsang Dauids.
1.
Loof' Godt mijn siel uyt alle dyne crachten,
Mijns herten gront end' innighe ghedachten
Looft synen Naem seer heylich bouen al,

2.
Mijn siel prys' Godt den Heere der genaden,
Vergeet doch niet die grootheyt der weldaden,
Die du van hem ontfang'st sonder ghetal.

3.
Die dy schelt quijt al dyne boose sonden.
Verbindt end' heel't dijn zeeren ende wonden
End' help't dy steed's uyt alle sieckt' end' noot.

4.
Van hell' end' doot lost dijn ellendich leuen:
Met liefd' end' gunst heeft hy dy heel omgheuen,
End' gantz omringt met syner mildtheyt groot.


5.
Die dynen mondt met goederen versadight,
End' dyne jeught met nieuwen tijdt beg'nadight
Ghelijck m'een Aer'nt zijn ved'ren ruynen siet.

6.
Hy is de Heer die zijn gherechticheden
Ghestadich pleegt, end' doet hen recht end' reden
Die mits ghewelt in druck zijn end' verdriet.

7.
T'heeft hem ghelieft zijn weghen t'openbaren
Mosi sijn knecht, end' schijnlijck te verclaren
Sijn wercken groot den volck van Israel.

8.
Voorwaer de Heer is uytermaten goedigh,
Bermhertich, mildt, end' wonderlijc lancmoedigh
Lancksaem tot toor'n, end' tot ontfermen snel

9.
Want zijn gekijf end' straff' is niet ghestadich
Om eewelijck te blyuen onghenadich,
Oft onse sond' op't scherpste gaey te slaen,

10.
Hy'n wilt ons niet so dicmael als wy dwalen
Naer ons' misdaet oft naer verdienst' betalen,
Noch gelden we'er naer t'quaedt van ons begaen.

11.
Maer also hoog' als d'hemels bouen d'eerde,
Verheuen staen, van sulcker hoogd' end' weerde,
Blijckt zijn ghenaed' aen elck die hem ontsiet.

12.
So wijt als Oost van Westen is verscheyden,
Soo verr' werpt hy ons' wederspannicheyden
Van hem: end' treedt met ons int oordeel niet.

13.
Ghelijck zijns kindts ontfermt een trouwe Vader,
Alsoo ontfermt Godt onser allegader,
Die met ontsicht hem gheuen synen lof.

14.
Want hy wel weet van waer de mensch' is comen
End' hem ghedenckt, dat wy zijn all' ghenomen
Van eerd' end' slijck, end' zijn maer enckel stof.

15.
Als hoy end' gras zijn alle s'menschen dagen.
Hy bloey't ghelijck een bloem, schoon opgeslagen
Opt groene velt, die lustich staet en bloeyt:

16.
Maer als de wint daer ouer comt te waeyen
Verdwijnt sy stracx met loof, steel, ende blaeyen:
Datm' oock de plaets' niet weet daers' heeft ghegroeyt.

17.
Maer Godts genaed' is eewich t'allen tyden:
Soo wie hem vreest end' leert die sonde myden.
Gods g'rechticheyt aen zijn kindts kind'ren kleeft,

18;
Die zijn verbont van herten wil betrachten,
End' zijn ghebot steed's houden in gedachten
Alsoo dat hy ghehoorsaem daer nae leeft.

19.
Godt heeft zijn throon in d'hemel'n hoogh verheuen:
All' heerschappy' moet sick ghedienstigh geuen,
Onder zijn rijck, end' buyghen onder hem.

20.
Daerom looft Godt zijn engelen seer crachtich,
Die ghy voldoet zijn heylig' woordt almachtich:
Soo stracx als ghy vernemet syne stemm'.

21.
Laet prysen Godt all' syne sterck' heyrcrachten
Die seer getrouw' hem op den dienst staen wachten
End' stracx met vlijt uytrichten zijn ghebot.

22.
Laet louen Godt zijn wercken all' die blijcken
Op elcke plaets' in alle Coninckrijcken.
End' du mijn siel loof' dijn Heer, dynen Godt.

HUIDIGE VERSIE:

1.
Van David.
Prijs de HEER, mijn ziel,
prijs, mijn hart, zijn heilige naam.

2.
Prijs de HEER, mijn ziel,
vergeet niet één van zijn weldaden.

3.
Hij vergeeft u alle schuld,
hij geneest al uw kwalen,

4.
hij redt uw leven van het graf,
hij kroont u met trouw en liefde,

5.
hij overlaadt u met schoonheid en geluk,
uw jeugd vernieuwt zich als een adelaar.

6.
De HEER doet wat rechtvaardig is,
hij verschaft recht aan de verdrukten.

7.
Hij maakte aan Mozes zijn wegen bekend,
aan het volk van Israël zijn grootse daden.

8.
Liefdevol en genadig is de HEER,
hij blijft geduldig en groot is zijn trouw.

9.
Niet eindeloos blijft hij twisten,
niet eeuwig duurt zijn toorn.

10.
Hij straft ons niet naar onze zonden,
hij vergeldt ons niet naar onze schuld.

11.
Zoals de hoge hemel de aarde overspant,
zo welft zich zijn trouw over wie hem vrezen.

12.
Zo ver als het oosten is van het westen,
zo ver heeft hij onze zonden van ons verwijderd.

13.
Zo liefdevol als een vader is voor zijn kinderen,
zo liefdevol is de HEER voor wie hem vrezen.

14.
Want hij weet waarvan wij gemaakt zijn,
hij vergeet niet dat wij uit stof zijn gevormd.

15.
De mens – zijn dagen zijn als het gras,
hij is als een bloem die bloeit op het veld.

16.
en verdwijnt zodra de wind hem verzengt;
de plek waar hij stond, kent hem niet meer.

17.
Maar de HEER is trouw aan wie hem vrezen,
van eeuwigheid tot eeuwigheid.
Hij doet recht aan de kinderen en kleinkinderen

18.
van wie zich houdt aan zijn verbond
en naar zijn gebeden leeft.

19.
De HEER – zijn troon staat vast in de hemel,
als koning heerst hij over alles.

20.
Prijs de HEER, u die zijn boden bent,
sterke helden die doen wat hij zegt,
gehoorzaam aan het woord dat hij spreekt.

21.
Prijs de HEER, hemelse machten,
dienaren die doen wat hem behaagt,

22.
Prijs de HEER, al zijn schepselen,
prijs hem, overal in zijn rijk.
Prijs de HEER, mijn ziel.

Het boeck der Psalmen Davids (1580)

Schrijver: Marnix van Sint Aldegonde
Inzender: adm, 27 maart 2009


Geplaatst in de categorie: religie

4.0 met 25 stemmen aantal keer bekeken 10.338

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)