inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1876 - 1948

poëzie (nr. 4.293):

De Beek

Van de hoog omgroeide toppen
naar de vlakte, - als uit een kreek
van geheimenis en duister
en verborgen koelte, - bleek
en onzeker in het krieken
van de morgen, vloeit de beek.

Rusteloos, - alsof zij, telkens
weifelend, zich vergewist,
dat zij niet al van de aanvang
in het volgen zich vergist
van de haar bestemde voortgang, -
doolt zij in de morgenmist.

En zij waagt zich in het nieuwe
blanke wonder van de dag
dat zij uit het woud al vóór zich
als een vreemde toekomst zag, -
dat zij nu als wat bereikt is
eindelijk ervaren mag.

De verlatene ochtenduren
heel de hete middag door
tot de naderende intocht
van de schemering, - tot voor
de bedreiging van de avond, -
windt zij glinsterend haar spoor.

En terwijl zij in de vlakte
zich ontkronkelt, bocht na bocht,
is het, of zij iets in elke
nieuw ontdekte verte zocht, -
iets wat zij in haar verwachting
omdroeg, maar niet vinden mocht. -

Zou het in de schone diepte
van het lager landschap zijn, -
in de heimelijke stilte
van een schaduwvol ravijn,
of in de verheven, kalme
verten van de avondschijn? -

Altijd, - altijd vloeit zij verder...
Tot ze, aan de begrenzing schier
van het daglicht, voor de ruimte
van een open dal komt. - Hier,
meent zij zeker, moet het wezen...

En zij valt in de rivier.

Verschijningen

Schrijver: Jan Prins
Inzender: Redactie, 17 juni 2021


Geplaatst in de categorie: natuur

3.0 met 5 stemmen aantal keer bekeken 1.134

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)