De spiegel
Een vreemd visioen! Ik droomde dat ik zwaar
Gezondigd had en vóór de spiegel stond,
Nog dronken van mijn zonde, met los haar
En vonklende ogen en ontloken mond.
En ‘k juichte in wilde weelde en ‘k zag – zo waar
Als God leeft! – doodsbleek tussen ’t lokkenblond,
Een droef gelaat mij aanzien met een paar
Ogen, mijn hart doorborend tot de grond.
En ’t was mijn eigen beeld en angstig vlood
Ik van die spiegel, waar ‘k gescheiden zag
Wat één moest blijven tot de Jongste Dag.
En ‘k beefde, als een die d’ adem van de dood
Voelt gaan over zijn voorhoofd – en mijn blik
Trof driemaal, in het glas, mijn dubbel Ik.
Sneeuwvlokken (1888)
Schrijver: Helene SwarthInzender: Redactie, 11 mei 2020
Geplaatst in de categorie: individu