Leonoor
Leonoor, mijn lieve licht,
Voor uw oog de zonne zwicht
Met haar blonde stralen,
Die gans niet, in mijn gezicht,
Bij zijn glorie halen.
Vonken folie aan die git,
Gitten met uw gouden pit,
Bliksemt niet zo fellijk
Dat het hart, dat u aanbidt,
T' ene maal verwellek.
Lieve Leonoor, gij moordt
't Harte dat u toebehoort
Met uw lieve lonken,
Zo mij niet een troostig woord
Komt in 't oor geklonken.
Woordjes kunt gij duizend smeên,
Die daar geestig, aardig, heen-
Vliên als minnegoodjes.
Maar tot troost en komt er geen
Uit de ivoren slootjes.
Houd uw eigen slaaf te râ.
Zalig kunt g'hem maken dra,
Zo gij slechts laat slippen,
Op zijn bede, een gunstig ja
Uit die lieve lippen.
Inzender: Redactie, 5 september 2009
Geplaatst in de categorie: vrouwen