inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1834 - 1878

poëzie (nr. 5.192):

Koffielied

Het Gersten heb ik steeds geprezen,
Het Leuvens valt in mijne smaak,
De Bruine drink ik met vermaak,
En de Uitzet mag er stellig wezen;
Met Faro, Beiers, Porter, Ale,
Verfris ik gaarne mij de keel,
En, zit mijn buidel vol vijffranken,
Zo vul ik zingend mijne nap
Met rood of gulden druivensap -
Mij smaken allerhande dranken:
Maar boven alle spant de kroon
De zoete drank der mokkaboon!

De koffie laat ik voor de vrouwen,
Zo roept een jonge brouwer fier;
Ons mannen past het sterke bier,
Dat wij niet voor de ganzen brouwen ! -
Een dokter vat me bij de kraag:
De koffie deugt niet voor de maag ...
Een gifdrank is 't, die traag, maar zeker,
Al wie hem lust ten grave leidt ...
Zo doe veel liever mij bescheid
Met helder water in de beker !
Ik echter roem op blijde toon
De zoete drank der mokkaboon !

Want medicus en brouwer slagen
De spijker vast niet op de kop;
U roep ik tot getuigen op,
Wier schedels lauwerkronen dragen,
Voltaire, Goethe, Walter Scott,
Die op de koffie waart ...verzot!
Ja gij, wier naam de wereld huldigt,
Gij zijt, daar twijfelt niemand aan,
Niet slechts uw langgerekt bestaan,
Maar uwe scheppingskracht verschuldigd
En dankt dus uwe glorietroon
De zoete drank der mokkaboon!

't Is in het land der Arabieren,
Volop gekoesterd door de zon,
Dat, ene weelde- en wellustbron,
De koffieboom vooreerst zou tieren;
't Is daar, dat hij, als pyramied,
De flinke kruin naar boven schiet...
Men kweekt hem wel in andre streken
En brengt er zelfs op Java voort,
Die vruchten geeft van beste soort,
Maar wie van koffie mee mag spreken,
Verkiest, aan goeds en fijns gewoon,
De zoete drank der mokkaboon!

De edele nectar zelf bereiden
Is vast mijne allergrootste vreugd.
Het malen doet mij zulke deugd,
Dat ik er nooit mee uit kan scheiden;
En als de moor zijn liedje zingt,
Dan zing ik mede, dat het klinkt!
Ik laat het water dapper stomen,
En vul dan langzaam mijne kruik,
Die juist bevat in hare buik
Wat ik behoef, om toe te komen...
De geur is fijn, de kleur is schoon
Des zoete dranks der mokkaboon!

'k Beklaag ze diep, die melk en suiker
Er tussen mengen op zijn Frans!
Ik laat hem zijne maagdom gans:
De drank is - puur - oneindig puiker!
Ik krijg hem daags twee keren dus
In puris naturalibus,
Des morgens bij de warme wegge,
En bij de pijp na 't middagmaal...
O machteloos is mensentaal,
Om klaar en duidelijk uit te leggen,
Wat heil u dankt mijns vaders zoon,
O zoete drank der mokkaboon!

-----------------------------------
uit: Liederen (1868)

moor - koffieketel
wegge - broodje (van tarwemeel met krenten)

Schrijver: Frans de Cort
Inzender: Redactie, 28 december 2023


Geplaatst in de categorie: drank

3.0 met 3 stemmen aantal keer bekeken 1.360

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)