De wekroep
De haan klaroent, rechtop, de hoenders pikken
daar waar de mieren klautren kluit op kluit.
Een bij bezoekt de muren om te nippen
aan de eerste bloemen die de tijd nog sluit.
Een raaf roept met een kras geluid 'vaarwel'.
Naar 't Baltisch laagland wiegt hij, vleugelduister.
En 't Vlaandren, brandend, tot het landwerk fel,
zaait weer veelhandig onder de hemelluister.
De klaver, de luzerne, tarwe en gerst
glijden als vonken goud in diepe vore.
De leeuwerik antwoordt jubelend tot in 't verst
op elke zaaier die zijn hoop ziet gloren.
Voor de eerste maal na de verruwde dagen
dalen de dieren naar de waterplekken.
En de stalkalvren die zulk licht niet zagen,
schuren verblind hun kop tegen de hekken.
Vluchten van duiven wiggen in de winden,
wit en wildkirrend, in één zucht hun sporen.
Het leven diep benee en diep in 't blinden
des hemels weeft uit regen en zon weer koren.
Inzender: Joanan Rutgers, 8 juli 2010
Geplaatst in de categorie: natuur