IK DENK AAN U
Ik denk aan u zoals gij waart, toen de eerste maal
ik uw gestalte donker op zag komen tegen
het licht gewemel in de feestelijke zaal,
en ik van uw gelaat mijn welkom heb gekregen.
‘k Hoor van uw woorden nog ’t beminnelijk onthaal,
ik zie, bij ‘t golvend gaan, de ranke leest bewegen,
en dat gebeiteld schoon, dat in ’t rijk gestraal
der luchters blonk, de rand van uw gewaad ontstegen.
De schouders glooien op. De hals, een blanke zuil,
gaat in ’t gedreven licht der tedere lokken schuil
die, fel doorschitterd, er de matte glans van doven:
Zo smelt voor ’t middagvuur de witte wolk. Zo laat,
wanneer de morgenbleekte in ’t eerste goud vergaat,
de lucht haar vochtig waas zich van de zon ontroven.
Tochten (1911)
Schrijver: Jan PrinsInzender: Redactie, 16 januari 2011
Geplaatst in de categorie: idool