inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1808 - 1875

poëzie (nr. 4.024):

GEMIJMER

Schoon de dag nog marre
Schittert door 't azuur
Vast der avondstarre
Rozenkwistend vuur:

Hoe zij liefdes wassen,
In 't ontwaakt gemoed,
Ons door haar verrassen
Laai aanschouwen doet!

Treffend toch gelijken,
Zusterlijk, ze elkaar
In 't wedijv'rend prijken
Met een glans zo klaar:

Dat tot zegepralen
Beider gloor volstond,
't Minnen noch het stralen
Ergens weerstand vond!-

Blinkende avondsterre!
Die het beukenwoud
Ginds de kruin van verre
Tooit met vloeiend goud;

Ziet gij uit den hogen,
Van 't balkon, uw vaart
Door de helderste ogen
Peinzende aangestaard?

Blijft ge dus die boeien
Dat, in de eenzaamheid,
Tranen haar ontvloeien
Nooit zo zoet geschreid?

Laat het lieflijkst wezen
Uit zijn mijmerij
U de klachte lezen:
Vreemd is ruste mij?

Siersel onzer transen,
Starre van het west!
Op wier vochte glansen
Nimmer blik zich vest,

Of der grijsheid harte
Voelt, ondanks 't gemis,
Lafenis van smarte
Door zijn heugenis;

Of aan hoger weelde
Dan in wulps genot
Ooit de zinnen streelde
Voert de jonkheid bot;

Tuig het, gij, die luister
't Spieg'lend meervlak schenkt,
Dat ze in 't schemerduister
Mijner stil gedenkt! -

Ster, zo dier der minne!
Strek haar mij ten tolk,
Vóór uw held're tinne
Prooi wordt van die wolk;

Eer zij zich verbrede
Langs uw aangezicht...
Ach! daar zijt ge alrede
Huiverziek gezwicht!

Om die brede zomen
Heeft de tint'ling uit:
Heel de rei van dromen
Ziet haar vlucht gestuit;

Droef de wieken strijkend
Schoon zo blij ze rees,-
Worst'lend maar bezwijkend,
Heerst voor hope vrees!

Poëzy 1827-1874. Tweede deel. Haarlem, 1890

Schrijver: E.J. Potgieter
Inzender: Redactie, 13 september 2020


Geplaatst in de categorie: heelal

3.0 met 7 stemmen aantal keer bekeken 1.278

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)