inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1881 - 1930

poëzie (nr. 1.647):

DE KOLENKAR

Door de zwarte stad
rijdt de zwarte kar
met de hooggeladen kolen,
de kolen zijn zwart
de zakken zijn zwart
de kar is eronder verscholen.

De twee grote paarden
gepeesd en gespierd
zwaar gevleesd
op de ronddikke poten:
zij schokken, zij nijgen
de koppen ter aard,
de zwetende koppen
grauw-manen omzwierd.

Zij trekken de wagen
zij trekken de kar
twee kerels! twee
werkvrome beesten:
hun vellen die glanzen
als zonzonnend git
om ronkende dampende leesten.

Zij trekken de wagen
zij trekken de kar
de moeren, de snoeren
die kraken.

zij hebben de kracht
van een veel-getal
in de klemmende kwijlende kaken.

Huup! Huup!
laat je zweten
maar dampen,
laat je trekkende poten
pilaren zijn,
en krimp je en rek je
in 's voerders lijn,
de keienweg dreunt
van je stampen!

Twee grote paarden
als kolen zwart
twee grote sterke beesten,
de benen straf recht
de koppen vooruit!
en dampend de glanzende leesten.

Jonge Mei, Amsterdam.(1924)

Schrijver: Salomon Bonn
Inzender: Han Messie, 16 april 2011


Geplaatst in de categorie: dieren

3.0 met 4 stemmen aantal keer bekeken 517

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)