Glimworm.
Gij mooie glimworm, die in 't woud
Des nachts zo helder blinkt door 't hout,
Alsof het sappig groen der bladen
Met diamanten is beladen,
Och! zeg me eens (zo ik 't weten mag)
Waarom glim je ook niet over dag?
Als Ik zo prachtig licht kon geven,
Dan deed ik 't vast mijn hele leven,
En niet alleen, dat waar' gewis,
Als 't donker is.
- Wel, kind! ik zeg 't je met plezier;
En, ben ik maar een simpel dier,
Toch kunt ge er mooglijk nut uit halen...
Wanneer de warme zonnestralen
Een stroom van licht, een stroom van goud
Doen vloeien over veld en woud,
Zou 'k vrezen heel verwaand te lijken
Als ik mijn zwakke glans liet kijken;
En deed ik 't al... 'k wed, dat bij dag
Toch niemand 't zag.
Och! denk om mij, mijn lieve kind!
Als gij bij andren u bevindt,
Die, als een zon, met warme stralen
Van liefheid, deugd of kennis pralen;
Hou dan bescheiden 't mondje toe
En wacht, gelijk ik zelf het doe,
Tot gij, wanneer die andren zwijgen,
In ootmoed ook een beurt kunt krijgen...
Slechts als ge er nut of vreugd door sticht,
Geef dan uw licht. -
Inzender: Redactie, 26 juni 2011
Geplaatst in de categorie: moraal