inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1883 - 1940

poëzie (nr. 1.728):

Als geen drift of blind begeren...

Qui n'a pas l'esprit de son âge
De son âge a tout le malheur.

Voltaire.


Uit vaal bevachte hemel
dalen, dralen
lokken, vlokken in gewemel,
uit de grijs vervaalde hemel
glijen, vlijen
zachte vachten pluizen neer,
op de aarde, op de huizen,
op de bomen stil en meer...
zilvren bellen, die vertellen, zonder klank,
hermelijnen blank, rein en teer
wit geveer.

'k Ben gezeten voor mijn raam,
veilig in mijn stille woning
en mijn woning staat alleen;
'k ging van alle mensen heen
en mijn heengaan vond beloning;
met mijn dromen bleef ik saam.

'k Ben gezeten voor mijn raam
bij het sneeuwe-stille dalen,
'k zie, hoe kinderhanden halen
schuim van witte vacht bijeen,
om te bouwen met vertrouwen
hun kastelen
met kantelen en portalen,
'k zie in 't zilverbleke licht,
hoe het bouwen wordt verricht.

'k Wil verlaten nu de schouw en
zijn gouden lippenbrand,
fluisterend van het verleden,
zacht vergleden,
als een zeil aan kimmewand,
om hun vreugd van meer nabij,
om hun blijde klare lach,
'k wil hun licht geluid om mij
in de zilverwitte dag.

Uit egale vale hemel
dralen
vlokken, in gewemel,
om van sproken te verhalen.

Kindren, bouwers van paleizen,
hebt gij wel geteld,
dat wat smetloos nu verrijze
spoedig smelt?

Het verblindend blank der aarde
gaat in zonnebrand teloor,
kus, die kuislijk gij aanvaardde,
schroeit eenmaal der zinnen gloor.
Dan zult bevend gij aanschouwen
's werelds staat,
en de handen zult gij vouwen
voor 't beschroomd gelaat.
Kindren, broer en zusje hoor!
Eens krijgt 't woord zijn zin:
dat de mens te veel verloor
op het uur der eerste min! -
Zie, uit toegeschoven hemel,
't zachte donzen vacht gewemel
rond u stuiven,
als der veren val van onbesmette duiven.

Zie elkaar, Uzelve aan,
zie U staan,
rein van 't leven onverricht
in de zachte glans van 't ongekleurde licht.
Als het uur gekomen
is, dat de dag vernacht,
vindt d' herinn'ring Uwer dromen
dan op wacht:
hoe gij hier tezamen stond,
naast Uw sneeuwewit paleis,
met een glimlach op de mond, -
en aanvaardt de prijs,
als gij 't wereldhe wilt vloeken,
om de wereld, die gij vond,
om de mensen en hun boeken,

die, voor wie een uitkomst zoeken,
dan slechts zwijgen in verbond.

Stijgt met mij tot mijne woning,
ben ik beedlaar of een koning?
'k weet het niet;
't schoonste lied
vloeiend, als der bijen honing,
sla ik aan
sinds mijn stem is heengegaan,
en de mensheid leerd' ik minnen
toen mijn zinnen
donk're drangen
zich ontdeden van 't verlangen
en zich legden tot de rust.

Veel moet gij bij mij niet zoeken
'k heb wat trouwe oude boeken
en een tafel met wat brood,
'k heb de klare waterdrank
en een brede eiken bank;
mijn bezit is haast te groot
want nog warmer dan dees pij
is het machtig medelij
dat verglanst tot schone dingen
levens droefst' herinneringen.

'k Ben getreden tot de poort,
die mijn leven sluit
en ik spreek het laatste woord
met gerust geluid.

Grijsheid brengt de vrucht van 't leven,
als de tocht door donkre dreven
is volbracht;
als geen drift of blind begeren
waarheids heilig licht kan keren,

overstralend werelds nacht.

Mocht als leidstar op Uw wegen
't woord om U mijn mond ontstegen
vroom U blijven als gebed:
dat bezit wordt 't gulle geven
zo voor elke klop van 't leven
heel Uw hart zich openzet.

Ook voor U zal eens dan komen
schemer die U zacht omhangt
uur, waarin gij niets verlangt
dan het leven na te dromen.

De Gids (1919)

Schrijver: Dop Bles
Inzender: Redactie, 14 augustus 2011


Geplaatst in de categorie: tijd

3.0 met 2 stemmen aantal keer bekeken 842

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)