De boeteling
1k slof wat over de aarde heen,
van Oost naar West, alléén — alléén —
en moet nog tussen-beien
wat stilstaan, om te schreien —
Ik ben een oude pionier,
een sjofel, afgemarteld dier
en alles scheen om niet — om niet —
Zo klonk het oude lied.
Waar zijt gij, lieve Heiland dan?
U roept een eenzaam, somber man —
Hij durft van U niet vergen
dat gij hem zult herbergen —
Bij niemand vraagt hij onderdak,
hem drukt een al te pijnlijk pak —
Wat gruwel is hem dan gebeurd?
Zijn ziel heeft hij in twee gescheurd.
Met eigen hand — met eigen hand —
heeft hij zijn schoonste schat verbrand.
Nu sloft hij, pover boeteling,
gefolterd door herinnering —
Hij heeft genoeg geleden —
0 Jezus! geef hem vrede.
Jeugd-verzen (1926)
Schrijver: Frederik van EedenInzender: adm, 11 januari 2012
Geplaatst in de categorie: individu