inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1808-1858

poëzie (nr. 1.852):

De leeuw en de rat. Een fabel

Een bejaarde leeuw zat geweldig in het nauw;
Want hij had juist de jicht, en de jager was hem te gauw:
Hij was dus in een net gelopen, door vernuftige mannen,
Een week te voren, ten behoeve van ZEd. gespannen.
Dit ziet een bejaarde rat,
Die, door grijze ervaring op alles gevat,
Bij zijn eigen dacht: ‘het kan mij nooit hinderen:
Helpt het mij niet, het helpt misschien mijn toekomstige kinderen,
Zo ik vandaag de leeuw uit zijn lastige positie bevrijd,
Doet hij mijn famielje licht een wederdienst op een andere tijd,’
Zo denkend slaat hij aan 't krabbelen en bijten met tanden en klauwen,
Tot hij eindelijk een fameus gat in het net weet te knauwen.
En nauwelijks zijn de mazen aan alle kanten kapot,
Of de leeuw kamt zijn manen en zeit: ‘je bent waarachtig een knappe rot:
Ga gerust naar huis: ik zal je zo licht niet vergeten.
Al stonden er nou twintig gebraaien rotten op schotel, ik zou er geen een van eten,
Uit pure dankbaarheid jegens u, en tot vorstelijk onderpand
Van hetgeen ik zeg, aanvaard mijn klauw of rechterhand.’ -
Maar ons rotje, als een man van verstand,
Sprak: ‘een man zijn woord, Sire! was altijd voldoende in ons land;
‘Doch, zo UEd. er niets op tegen hebt, plaats dan liever ons verdrag in de krant;
‘Want daar de diensten van de kleinen door de groten zo gauw worden vergeten,
En de kleinen nog op de koop toe door de groten worden gebeten,
Is het beter, dat mijn natuurgenoten uw besluit uit de papieren weten.’
De leeuw toont hierop terstond zijn erkentenis,
Door 't passeren van een notariële schuldbekentenis,
Dat namelijk, daar hij zijn leven te danken heeft aan een rat,
Laatstgenoemde dezelfde aanspraak op zijn medeleeuwen had.
Dat, zo hij hem vervolgens in 't voorjaar een goudse kaas zag eten,
Hij hem zo stil als een Dominee zou voorbijgaan, als of hij er niets van wou weten,
Ofschoon hij in zijn jeugd bijzonder op ratten was gebeten;
Door deze reize, door dankbaarheid aangespoord,
Had hij, om zo te spreken, zijn natuurlijk instinct en inclinatie versmoord.

De moraal dezer fabel leert ons, of ik heb het mis,
Dat niets, voor iemand die het doen kan, onmogelijk is;
En dat, zo men onder zwarigheden moet zwoegen,
Men zich maar onmiddellijk tot een ratje heeft te vervoegen.
Of zo men dankbaarheid wil in onze 19de eeuw,
Men maar dadelijk belet moet vragen bij een leeuw.


Men hoort mij niet zeggen: gaat naar de mensen,
Want wie dit doet, die zou ik een beter gebruik van zijn tijd toewensen.


----------------------------------------------------------
rot: nevenvorm van rat
inclinatie: neiging

De gedichten van den Schoolmeester (1859)

Schrijver: Gerrit van de Linde
Inzender: adm, 25 januari 2012


Geplaatst in de categorie: moraal

3.0 met 2 stemmen aantal keer bekeken 1.476

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)