Gestoorde eenzaamheid
Wij bleven onveranderd trouw aan 't heden;
Zij zijn het, die nu bij ons willen zijn,
Zich redden uit hun donker en 't verleden
In onze zaalge avondschijn.
Weer niet hun dorre handen van de zomen;
Hun ijdel lijf heeft geen gewicht of vat;
Alleen in de' onlust der slaapwandeldromen
Benaadren ze onze tastbre schat
Met halfbewust en machteloos begeren;
Hun oog ziet maar hun eigen blinden waan;
Zij kunnen ons niet schaden en niet deren;
Zij doen zichzelf hun moedwil aan.
En onze deernis en ons medelijden
Strekt tevergeefs de zegenmilde hand
Naar dit hun onbegeerd geduld geleide
En keert in de oprechte stand
Van trouwbevochten nimmermeer te delen
Geluk tot delen altijd weer gereed,
Dat hier voorbijgaat langs de duistre velen
Als onuitspreeklijk godlijk leed.
Inzender: Redactie, 26 april 2012
Geplaatst in de categorie: eenzaamheid