Nachtbloesems I
I
In dons van wolkjes glijdt ginds
De zilveren sikkel der maan;
Die schijnt een gondel, een bootje,
Dat vaart op de blauwende baan.
De wolkjes schijnen de golven,
Witgekuifd, met luchtende tint,
En de sterren zijn zo schone leliën
Als niemand op aarde vindt.
Was die gondel mijn levensbootje,
Ik nam je, mijn lieve, er in mee,
En wij zwierven daar hoog in den hoge,
Alleen op de onmeetlijke zee.
En had ik genoeg van je zoentjes,
Genoeg woordjes van liefde gehoord,
Ik nam je, een, twee, drie, in mijn armen,
En... gooide je over boord!
Nachtbloesems (1884)
Schrijver: Louis CouperusInzender: D.H., 21 januari 2002
Geplaatst in de categorie: emoties