inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1755 - 1812

poëzie (nr. 1.946):

De lente

Daar is nu de lente:
De vrolijke lente,
Die heuvlen en dalen,
Die akkers en weiden,
Die bosjes en wouden
Met groen overkleedt.

Nu juichen de bossen,
Nu leven de weiden;
Wat aantal geluiden
Doorgalmen het luchtruim;
En roemen als goedheid
De Schepper der lente,
Die de aarde verheugt,

Nu loeien de koeien;
Nu briesen de paarden;
Nu blaten de lammren,
En geitjes en schapen;
Nu snorren de insectjes;
Nu zingen de vogels;
't Geroep van de koekkoek,
't Gefluit van de merel,
Het kirren der duifjes,
Het orglen der leeuwrik,
Vermengt zich harmonisch;
De nachtegaal tovert
Door roerende liedren:
De bosjes weergalmen,
Van liefde en geluk!

Deze invloed der lente
Bezielt heel de schepping
Met wonderlijk leven;
Het dode verrijst weer;
Het koude verwarmt zij;
Haar vuur stroomt door de aarde,
Met groeikracht en wording;
En duizenden planten,
Met duizenden bloemen,
Zo prachtig, zijn daar!

Hoe geuren die planten!
Hoe gloeien die bloemen!
Hoe trillen de bladen!
Hoe suist al de lommer,
Als Zephyr zo zachtjes
Loopt spelen door 't groen!

Nu springen de bronnen;
Nu ruisen de vallen;
Nu weemlen de beekjes;
Nu zwellen de vijvers;
Nu stromen rivieren
In prachtiger schoonheid,
Door 't vruchtbare land.

Het vuur van de lente
Doorstroomt alle wezens,
Met leven en liefde,
En schepping en wording
Verrijst door die kracht.

De dieren der aarde,
De vooglen der wouden,
De vissen der stromen,
De insecten der poelen,
Gevoelen die werking;
En alles vermeert.

Dit vuur van de lente
Sluipt gloeiend in de adren
Des moedige jonglings;
Onrustig en kwijnend
Vervelend en smachtend
Verlangt hij geluk.

Het vuur van de lente
Doorstroomt ook de boezem
Van 't jeugdige meisje,
Vertedert haar harte;
Hoe zuchtend, hoe peinzend,
Hoe zacht melancholisch
Gevoelt zij de vreugde
Der juichende schepping;
En juicht toch niet mee.

Ik, vrolijke lente!
Heb nooit uwe invloed,
Zo zacht, en zo strelend,
Zo teder, zo roerend,
Als nu aan de zijde
Mijns jonglings, gevoeld.

Ook hij, die uw invloed
Zo dikwijls, al zuchtend
En eenzaam, gevoelde,
Was nimmer zo rustig,
Zo vrolijk genietend,
Als nu zijn Elize
Met hem uw vermogen,
Met hem uwe schoonheid
Ook zalig gevoelt.

Schrijver: Elisabeth Maria Post
Inzender: Redactie, 27 mei 2012


Geplaatst in de categorie: jaargetijden

3.0 met 5 stemmen aantal keer bekeken 2.029

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)