Het zonnespel
Zacht daalde een zondagsrust, ik lei mij dromend
In ’t geurig bloemgoud, dat de wei bemint,
En voor mij rees, het groene veld omzomend,
Een berg van beuken, wuivend op de wind.
Ik zag hun toppen, beurtlings licht en donker,
In vlammend opgaand en weer uitgeblust,
Zich tot dit spel van schaduw en geflonker
Alle gewillig lenen, onbewust.
Doch ik, de blik gericht, het hoofd geheven,
Zocht naar de speler, die deez’ scherts begon,
En vond hem, waar de zomerwolken dreven
In stille stoeten langs dat schild: de zon.
Toen, turend, werd ook ik gelijk die bomen
Een door het hemels licht beschenen kind,
En voelde vreugde en weemoed me overkomen,
In beide zwelgend, en voor beide blind.
-------------------------------------------------
uit: Nalezing II (1916 – 1921)
Inzender: Redactie, 19 oktober 2023
Geplaatst in de categorie: natuur