inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1587 - 1679

poëzie (nr. 56):

UITVAART VAN MIJN DOCHTERKEN (1633)

De felle Dood, die nu geen wit* mag zien,
Verschoont* de grijze liên.
Zij zit omhoog, en mikt met hare schicht
Op het onnozel wicht,
En lacht, wanneer in ’t scheien
De droeve moeders schreien.
Zij zag er een, dat, wuft* en onbestuurd,
De vreugd was van de buurt,
En, vlug te voet, in ’t slingertouwtje sprong
Of zoet Fiane zong,
En huppelde in het rijtje
Om ’t lieve loddereitje*.
Of dreef, gevolgd van ene wakkre troep,
De rinkelende hoep
De straten door: of schaterde op een schop*:
Of speelde met de pop,
Het voorspel van de dagen,
Die d’eerste vreugd verjagen.
Of onderhield, met bikkel en bonket*,
De kinderlijke wet,
En rolde en greep, op ’t springend elpenbeen,
De beentjes van de steen;
En had dat zoete leven
Om geld noch goed gegeven:
Maar wat gebeurt? terwijl het zich vermaakt
Zo wordt het hart geraakt,
(Dat speelziek hart) van ene scharpe flits,
Te doodlijk en te bits.
De Dood kwam op de lippen
En ’t zieltje zelf ging glippen.
Toen stond helaas! de jammerende schaar
Met tranen om de baar,
En kermde nog op ’t lijk van haar gespeel,
En wenste lot en deel
Te hebben met haar kaartje*,
En dood te zijn als Saartje.
De speelnoot vlocht (toen ’t anders niet mocht zijn)
Een krans van roosmarijn
Ter liefde van heur beste kameraad.
O kranke* troost! wat baat
De groene en goude lover?
Die staatsie* gaat haast* over.


wit=plezier
verschoont=spaart
wuft=speels
loddereitje=middelste in de kring
schop=schommel
bonket=knikker
kaartje=speelvriendinnetje
kranke=geringe
staatsie=versiering
haast=vlug

Schrijver: Joost van den Vondel
Inzender: MvB, 6 februari 2002


Geplaatst in de categorie: overlijden

4.0 met 54 stemmen aantal keer bekeken 9.195

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)