WIJDING AAN MIJN VADER
O Gij, die kommrend sterven moest, en Váder waart,
en míj liet leven, en me teder léerde leven
met uw zacht spreken, en met uw strelend hande-beven,
en, toen ge stierft, wat late zon op uwen baard;
- ik, die thans ben als een, die in den avond vaart,
en moe de riemen rusten laat, alleen gedreven
door zoele zomer-winden in de lage reven,
en die soms avond-zoete water-bloemen gaêrt,
en zingt soms, onverschillig; en zijn zangen glijden
wijd-suizend over 't matte water, en de weiden
zijn luistrend, als naar eigen adem, naar zijn lied...
Zó vaart mijn leve' in vrede en waan van dóod begeren,
tot, wijlend in de spiegel-rust van dieper meren,
neigend, mijn aangezicht uw aangezichte ziet.
het Vaderhuis (Verzen)(1909)
Schrijver: Karel van de WoestijneInzender: Redactie, 7 december 2022
Geplaatst in de categorie: ouders