DE ZONDARES
O Heer, ik ken die zaalge zondares;
Het was mijn ziel, die wenend voor U bukte,
Die met haar liefde Uw minnend hart verrukte,
De nardus gietend uit albasten fles.
Ze ontwond in drift de slingerende tres
Der haren die haar teedre schouders smukte.
Slavin, die kussen op Uw voeten drukte,
Was ze aller zondaars zoete meesteres.
Nooit in haar leven kwam een zaalger stond,
Dan toen ze Uw goddelijke deernis vond.
Nog vóór zij bad, was al haar schuld vergeven.
Wat kan ze, U minnend, meer dan minnen doen?
Zij zal, ondanks der bozen honend woên,
Op U, Beminde, wachtend, voor U leven.
De donkere bloei (1923 - 1925)
Schrijver: Willem de MerodeInzender: Redactie, 26 november 2013
Geplaatst in de categorie: religie