Van zachte waatren.
Zij komen geschoven, zoetjes geschoven,
Hobbelbobbel, kristallig klaar,
Met korte klokjes even naar boven,
Zijigjes achter en naast elkaar;
Van ver weg, langs stille vlakte,
Uit diepe, koele, milde wel,
Droomrig groen onder 't groen getakte,
Zonnighel onder 't zonnespel;
Dommelzacht in den schaduwdommel,
Waar 't langs 't bruine huisje glijdt;
Vaagjes slaande met licht geschommel
Tegen des vondertjes vastigheid;
Even fronslend om een voetje,
Spiegelwiegelend het beeld
Van klein mensje, een kindersnoetje,
Waar veel warig haar om speelt;
Dan àl glans weer tussen wije
Groene weideweelden voort,
Naar 't afdalend blauwe vrije,
Waar een zilvrig stadje gloort;
Blanker, klaarder - o zo'n lange
Baan van tintelvrolijk licht,
Zonne's volheid opgevangen:
Blijend heel het vergezicht!
Altijd verder, zachtjes, zoetjes
In breedvredig voortgewoel:
Waatren stil op glanzevoetjes
Eén van zin naar 't verre doel....
Serena (1898) Liedjes
Schrijver: Marie BoddaertInzender: Redactie, 8 januari 2014
Geplaatst in de categorie: natuur