inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1861 - 1937

poëzie (nr. 2.283):

VRIJ NAAR CATULLUS' 51ste CARMEN.

Een God zou mij 't geluk benijden,
Als ik door uwe blik geboeid,
Mij in uw liefde mocht verblijden,
In geestdrift voor uw schoon ontgloeid.

Met lieflijkheden overtogen,
Hebt gij door uwe zilv'ren lach,
Door 't glinst'ren van uw vlammende ogen
Mijn wil verlamd van dag tot dag.

Gij hebt de denkkracht mij ontnomen,
Gij hebt mijn oog gehuld in nacht;
Ach! hoever moet het met mij komen,
Gekluisterd zó in uwe macht?

Gij deed verstommen de gebeden,
Die opwaarts welden uit mijn hart;
Gij hebt door uw bekoorlijkheden
Mijn zinnen altemaal verward.

'k Hoor niets meer in mijn oren ruisen
Dan uwer stemme zoet geluid;
'k Voel door mijn bloed een vuurstroom bruisen,
Die door geen rede wordt gestuit.

Schrijver: Edward Koster
Inzender: Redactie, 12 januari 2014


Geplaatst in de categorie: liefde

4.0 met 3 stemmen aantal keer bekeken 563

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)