inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1844 - 1914

poëzie (nr. 2.391):

Twee lichtjes zijn je ogen

Twee lichtjes zijn je ogen, mijn kindekijn!
Die stralen zo diep in het harte mijn,
Dat alles blij licht wordt daarbinnen;
Dán juicht het er luide, dán vrediglijk stil,
Of mijn hart al maar loven en minnen wil,
Al maar loven en minnen!

Twee grijpertjes zijn er je handenpaar,
Die stoeien en grijpen en houden maar;
Je speelse bloemhandjes, mijn kleine,
Zij houden mijn denken en dromen vast,
En binden mijn ziel aan mijn lieve gast,
Aan mijn Lief-zoetelijne.

Twee sprokenvertellertjes, teer en rein,
Zijn je lippen, rood als roô-rozelijn:
Wat kunnen die lachen en praten
In een tovertaal die niemand verstaat!
Maar - moedertjes kennen kleinkinderpraat,
Daar kun-je je op verlaten!

Het lieflijkst en roerendst vertellen zij
Als over je kijkertjes allebei
Moede oogleden neer zijn gegleden,
En dromen komen - lichtkindertjes klein -
En je lach zegt, dat je in hun samenzijn
Weerziet droomschoon verleden.

Twee springertjes rap bei je voetjes zijn:
Die worden niet moe al zijn ze zo klein,
Die weten zich lustig te roeren!
Op mijn knieën houden ze danspartij,
En je kraait, of je heel de wereld daarbij
Wel mee ten dans wou voeren.

Twee mooie schelpjes, rozegetint,
Zijn je open oren, mijn schuimeblank kind,
Die vaag echo-klankdrupjes vangen
Van boos, boze menszee, die bruist en druist...
Hoeveel van al wat naar binnen ruist
Blijft in je hoofdje hangen?

Twee open oortjes, twee voetjes rap,
Twee speelse handjes in 't grijpen knap,
Twee lippen, reinrood als roô-rozen,
Twee ogen: twee lichtjes, waar nog in gloort
Weerglans van sterren uit sterrenoord,
Toen je onder sterren mocht pozen...

Gij, levensgeleidertjes allemaal
Naar 't hart van mijn kindje, die 't mensentaal
En mensenwijsheid zult leren,
Mijn liefde zal branden rond u, en haar schijn
Heel blank en heel rein en heel sterk zal zijn
Om zwart en onrein te keren.

Mijn kroon en mijn kleinood, mijn zoete plicht,
O, mijn levensgedicht, met je lief gezicht
Door krullend gouddons omhangen,
Zangvogeltje-blij met je lach als kristal,
Mijn gunstenrijk zonnetje, mijn heelal,
Dat ik jublend houd omvangen -

Ik wou je wel dragen mijn leven lang,
Behoeden voor smart, verblijden met zang,
En je voeden met eigen leven.
Kon ik óok maar groeien als jij groeien gaat...


- O God, die verstaat mijn kleinkinderpraat,
Voor mijn kind wil 't beste geven!

Serena (1898)

Schrijver: Marie Boddaert
Inzender: adm, 25 mei 2014


Geplaatst in de categorie: emoties

4.0 met 1 stemmen aantal keer bekeken 1.456

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)