Drank
Daar is een wondere drank die elkeen schuwt te drinken,
want bitter is de smaak en doet de mond geen deugd.
Elk ziddert die hem ziet, want zwart is hij van verwen,
noch spegelt ooit het licht zijn helderheid daarin.
Zeer dikwijls is de kelk, waaruit m' hem komt te drinken
met doorenen gekroond, ofwel met bloed getint.
De Godmens heeft hem eerst en meest, met volle teugen,
gedronken en geleegd, tot op de diepe grond.
De Godmens, als de mens, toen Hij hem dronk, Hij kwelde
en zonk hertkerend neer op de bebloede grond.
Het was een engel die de kelk des bitteren lijdens
de Godmens overgaf: toch was 't een bittere kelk.
Het is de drank van smert en, hij die zijne teugen
kloekmoediglijk geniet, hij drinkt onsterflijkheid.
Geen een die Jesus ging gevolgzaam op de schreden,
of hij dronk deze drank, die eeuwig leven doet.
Wee hem die Christen heet en Christi drank ondrinkbaar
van hem wijst en veracht: die is geen Christen mens:
de dood gist rondom hem, en 't is de smert des lijdens,
die 't gisten van de dood, als hoppe, stelpen moet.
1866
Inzender: Redactie, 1 augustus 2014
Geplaatst in de categorie: verdriet