inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1877 - 1932

poëzie (nr. 2.482):

Herfstwee.

In reke,
langs de beke,
en lijk bijeengevlucht,
vol schamelheid en schaamte,
geraamte bij geraamte,
de bomen in de schemerlucht.
Hoog rijzen ze in hun rildheid,
die reuzen, bronzig-bruin,
en steken, vol gestildheid,
lijk stommen, kruin bij kruin.
Hun brede voeten
duiken ze in het boordevolle bed
der beeweggaande wateren, die met
een lage zang hun hoge smert verzoeten.
Grauw omendomme ligt de wee
die 's zomers groenegroeiend deinde,
en zong gelijk een zachte zee,
geluidloos in een weedom zonder einde.

Geen kalfjes rond een luie koe
die hippewippend huppelen.
Geen koeien kerft een wilgeroe
tot wissen en tot knuppelen.
Allenig ligt het gras nu, moe
en tenden tot bestervens toe,
vol dikke, matte druppelen.
En lijze, onhoorbaar haast,
doch zichtbaar aan den drijf der avonddomen,
blaast
een dodenadem nog een loverke uit de bomen,
rolt het, glazig-nat en ners,
alover 't streuvelende gers,
tot in de biezen die de beek omzomen;
en laat het dan,
gevallen, van
het laagste lis, heel langzaam boven 't water stromen.

Gedichten (1911)

Schrijver: René de Clercq
Inzender: Redactie, 29 september 2014


Geplaatst in de categorie: jaargetijden

4.0 met 4 stemmen aantal keer bekeken 542

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)