inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1878 - 1949

poëzie (nr. 2.501):

Dichtergave.

Niets dan woorden kon ik geven?
Vluchtige verganklijkheid
Van wat klanken die verzweven
Wijd en zijd?

En toch heb ik u geschonken
't Zuiverst wat mijn ziel bezat:
Konde van een diepst-verzonken
Schoonste schat.

Dichterwoorden zijn als stralen,
Die van smart noch waan besmet
In der harten afgrond dalen
Onverlet.

Dichterwoorden zijn als tranen
Van wie almaar wenen moet
Om een liefde nooit verstaan en
Toch zò zoet.

Dichterwoorden zijn als lachjes
Van een kindje, zilver-klaar,
Spelensluid of mijmerzachtjes,
Innigst-waar.

Dichterwoorden zijn als draden
Van een fijngeweven werk;
Toch zijn ook hun teerste waden
Wondersterk.

Dichterwoorden zijn als golven,
Nauw genaderd, weer gevloôn,
Rustloos rijzend en bedolven;
Eeuwig schoon.

Dichterwoorden zijn als vlindren,
Dwarlend over bloemenwei,
Wijd-verwaaide windekindren
En tòch vrij.

Zuiver, teder en waarachtig,
Sterk in hun gebondenheid,
Schoon in wissling, maatvol-machtig,
Waan-bevrijd,

Zullen dichterwoorden zingen
Uit de afgrond onzer smart,
Van de schat in aller dingen
Heimlijkst hart.

Schrijver: Nico van Suchtelen
Inzender: Redactie, 24 oktober 2014


Geplaatst in de categorie: taal

4.0 met 3 stemmen aantal keer bekeken 439

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)