DE ZOEKER TOT ZIJN ZIEL
Nu ik me in 't reinst van de nacht
Met U vereenzamen mag,
Uit zich mijn twijfel als klacht
Gaf ik genoeg U deez' dag?
Werd mijn geduld en mijn daad,
Al wat ik derfde en dorst,
Sier voor Uw leest en gelaat
Lieflijk juweel op Uw borst?
En het geloof in de droom,
't Schoon waar de zoeker naar zucht,
Kroont het Uw lover, o boom,
Buigt het Uw takken als vrucht?
Weet, want de kostlijkste vreugd
Geldt slechts door 't licht van Uw lach,
Ziel, en het leed wordt tot deugd
Slechts door de troost van Uw ach.
Eens, als mij de ernstige dood
Boodschappend toefluistert: "nu",
Vind ik uit bitterste nood
Vlucht en bevrijding bij U.
Had ik Uw stof niet gevoed,
Nù met het merg van de man,
Nù met de klop van mijn bloed,
Zuster, wat restte mij dàn?
------------------------------------
uit: Opvluchten (1922)
Inzender: Redactie, 24 maart 2024
Geplaatst in de categorie: filosofie