DE „EERSTE DAME"
Ik ben de bloemtak die het huis versiert.
Van een zeer oude stam ben ik gerukt.
Mijn heer vereert mij als zijn eerst bezit.
Soms uit de kennel van de concubinen
Wringt een hoogzwangere zich en werpt haar dracht
Voor 't hemelrecht van mijn gebonden voeten.
Haar blik kruipt op naar mijn emaillen gelaat
En tracht door 't scherpe split der donkere ogen
Binnen te dringen tot mijn heersershart.
Ik ben de huismacht, gunst van heer en goden
Moet door mij stromen en de bloesems drijven,
Die ik genadig ritslend reegnen laat.
Ik denk: het is vandaag een goede dag.
De wind is stil, de boze geesten slapen.
Mijn bloed is helderrood en warm en rustig.
Ik werp haar rustig een rood mutsje toe.
Ruischende bamboe (1937)
Schrijver: Willem de MerodeInzender: Redactie, 22 november 2014
Geplaatst in de categorie: mystiek