inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1819 - 1889

poëzie (nr. 2.661):

NAAR BUITEN.

Gekerkerd in de Stad, verwelkte ik in haar muren,
Gelijk een bloesem tussen steen:
In nachten zonder slaap, in doorgebeuzelde uren,
In rook, rumoer en ijdelheen!
De Stad! dor kerkhof, waar zich levenden begraven
In 't graf der Luiheid, Lust of Smart,
Voor eigen driften zich verneedrend tot haar slaven,
Of wonden slaande in eigen hart;
De Stad! onstuimig meer, wiens rustloos golfgewemel
Dooreen woelt, hotst, zich-zelf verslindt,
Waar schipbreuk woont en vreze, en 't starlicht van Gods hemel
Geen spiegel voor zijn stralen vindt!

Ik zag er tegen 't goud de Deugden opgewogen,
De Mening aan de evenaar;
'k Zag de Armoe schuld geteld; de Schuld triomf in de ogen,
Of daar geen hoger Richtbank waar';
'k Zag grote kindren zich bij 't klatergoud verbazen,
Hun graan verkwisten op een klip,
Uit ijdle droom en hoop een bonte zeepbel blazen,
En wenen bij zijn kleurloos slib;
'k Zag bozer Eigenbaat de blanke vleugels vlekken,
Die God bij haar geboortezucht
Der ziel des mensen geeft, om minstens haar te dekken,
Zo ze al te zwak zijn voor de vlucht;

Ik zag 't Genie, gekranst, op 't hoog altaar gezeten,
Het gulden kalf van 't dansend volk,
Dat in het schepsel 't werk des Scheppers dorst vergeten,
Blind van zijn eigen wierookwolk;
'k Zag de Ontucht blosjens en de Droefheid lachjens liegen,
En, worstlende in het reuzenrag
Der Mode, duizenden in die zelfbedwelming wiegen,
Die 't leven afslijt in de dag!

Toen bad ik: u Grote God! zal hier mijn hart verstenen
Of dorren in zijn dageraad?
Breng 't, nu 't nog anders dan van schaamte en smart kan wenen
Waar 't voor iets Beters open gaat!
Hoed mij voor Haat en voor Verachting: laat mij 't goede
In 't kwaad, het licht in 't donker zien!
Neem Gij de liefdebloem mijns harten in Uw hoede:
Hier kwijnt, ontbladert ze misschien!
Daar zijn er nog genoeg, die U in 't harte dragen:
Hij hoort er half toe die 't gelooft!
De Liefde is 't Leven .... God, 'k bid levendige dagen!
0, geef ze eer hier hun bron verdooft!"

En 'k heb ze ontvangen! ... in uw zoete broederarmen,
Natuur, Gods uitgedrukte beeld!
Een frisse levensstroom zal hem de ziel verwarmen,
Die, kind, aan uwe boezem speelt!
Gij sterkt de kracht der ziel - de toekomst en de mensen
Voert ge ons gelovig, liefdrijk toe....
Tot U! nog vaak tot U! - de heemlen zijn uw grenzen,
Gij, als zij-zelf, nooit gevens moe!

1842.

De Dichtwerken (1872)

Schrijver: J.J.L. ten Kate
Inzender: Redactie, 1 mei 2015


Geplaatst in de categorie: woonoord

4.0 met 4 stemmen aantal keer bekeken 539

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)