inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1801 - 1887

poëzie (nr. 2.740):

Nacht

’t Gestarnt’, dat de avond wekte in ’t Zuiden
Is reeds in ’t spieg’lend meer gezwicht.
De maan onthult haar kwijnend licht;
En drinkt de balsemgeur der kruiden.

De nacht, reeds half voorbijgesneld,
Heeft aller scheps’len oog geloken.
De tortel rust, in ’t nest gedoken;
De leeuwerik bij zijn gade in ’t veld.

Zijn strelend wiekje omschut de leden
Van haar, wier blijd ontwaakte goed
Weldra de scheemring met hem groet,
In ’t zoet van ’t ogenblik tevreden.

’k Gevoel me alleen: geen sluim’ring houdt
Die blikken, die aan ’s hemels bogen
De starren volgen. 't Hart, bedrogen
Door de aarde, zoekt waar ’t zich vertrouwt.

Waar ’t lieflijk doel van ons verlangen
Niet als ’t gevleugeld droombeeld wijkt:
Waar ’t zwevend weefsel niet bezwijkt,
Waaraan de moede ziel bleef hangen.

Waar, die wij minden, heengevloôn,
Gaan treên langs eeuw’ge levensvlieten,
En hemelzaligheên genieten,
Terwijl wij wenen om de doôn.

Waar, mooglijk uit uw reine vrede
Gij, die me eens liefhad, nederziet,
En fluistrend mij een troostwoord biedt
Op mijn verlaten legerstede.

Zangen eens levens

Schrijver: Sebald Rau
Inzender: Redactie, 30 september 2015


Geplaatst in de categorie: afscheid

4.0 met 3 stemmen aantal keer bekeken 323

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)