inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1802 - 1868

poëzie (nr. 3.846):

Het blijde Meisje.

Wie is morgen jarig? - Ik!
O! wat ben ik in mijn schik:
Maatje was nooit karig;
En gewis zal 't morgen weer,
Feest hier zijn ter mijner eer.
Morgen ben ik jarig.

Keetje en mietje zijn genood,
En mijn nichtje Betje,
Zie, dat geeft, met Klaartje en mij,
En de kleine Suze er bij,
Al een heel saletje.

En dan vinden wij voorwaar,
Even als verleden jaar,
Weer een déjeuneetje klaar;
Heden wat een pretje!

Wie is morgen jarig? Ik!
O! wat ben ik in mijn schik:
Maatje was nooit karig;
En gewis zal 't morgen weer,
Feest hier zijn ter mijner eer.
Morgen ben ik jarig.

Maatje zal op chocolaad
Zeker ons tractéren.
En zij geeft er wafels bij:
Ligt nog andre snoeperij,
Wat wij maar begeren.

Als het smullen heeft gedaan,
Zullen wij aan 't spelen gaan,
Touwtje springen, raadsels raân,
En ons amuséren.

Wie is morgen jarig? Ik!
O! wat ben ik in mijn schik:
Maatje was nooit karig;
En gewis zal 't morgen wer,
Feest hier zijn ter mijner eer.
Morgen ben ik jarig.

Buiten twijfel zal Papa
Weer mijn spaarpot vullen.
O! 'k ben zo nieuwsgierig naar
't Geen Mama, en Jan en Klaar
Mij toch geven zullen..

'k Hoop, Mama een nieuwe doek,
En broer jan een prentenboek.
Klaar geeft wis een peperkoek;
Hé! wat zal ik smullen.

Wie is morgen jarig? Ik!
O! wat ben ik in mijn schik.
Maatje was nooit karig.
En gewis zal 't morgen weer.
Feest hier zijn ter mijner eer.
Morgen ben ik jarig.

Het Nachtegaaltje (1851)

Schrijver: Jacob van Lennep
Inzender: Redactie, 30 maart 2020


Geplaatst in de categorie: verjaardag

4.0 met 6 stemmen aantal keer bekeken 1.482

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)