Aan mijn vrouw 20 Juli 1932.
Ne li occhi porta la mia donna Amore,
Per che si fa gentil cio ch'ella mira.
Dante Alighieri (1265-1321)
Je fijne gratie mij omwevend
Als geuren delicaat,
Je geest zo lichtend en zo levend
Mijn geest omzwevend, saam opstrevend .....
Je tere vrouwlijkheid, mij gevend
Een nieuw geluk nog laat
Maar jong en lichtend als een avend
Van droom en kleur en koelte lavend,
Een avond die héél langzaam duistert,
Maar door geen duister wordt ontluisterd .....
Want de avond-Schoonheid wil niet marren:
Uit dage-scheiden Zij ontluikt
In mane-glans en gouden starren,
In blijheid die de vogel tjuikt:
Een avond die de nacht weerstaat
Tot aan de nieuwe dageraad!
Laat dan mijn avondbeê je danken
In zacht koraal van morgenklanken,
Alsof mijn ziel pas werd gewekt
En nu opééns zichzelve ontdekt,
Als zon uit wolken openbrekend,
En met een vreemde stemme sprekend,
Aan lang verzaamde zingens-stof
Ontlenend plots der Liefde lof!
De Gemeenschap jrg 8 (Utrecht 1932)
Schrijver: Eduard BromInzender: Redactie, 21 november 2015
Geplaatst in de categorie: huwelijk