inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1765 - 1834

poëzie (nr. 2.787):

De kozak en zijn meisje

Olis

Minka! ach! wij moeten scheiden;
Hoor het krijgsklaroen mij beiden,
Zie, op gindse vale heiden,
Reeds mijn drom geschaard.
Treurig zal nu 't licht mij stralen,
Wenend zal ik eenzaam dwalen,
En zo lang uw naam herhalen,
Als mij 't krijgslot spaart.
Nooit zal ik van U mij wenden:
Midden zelfs in 's vijands benden,
Zal ik groeten tot U zenden,
Als mijn speerspits woedt.
Men'ge maan nog zal verbleken,
Eer ik kere uit verre streken.
ô Verhoor mijn jongste smeken:
Blijf mij trouw en goed!

Minka

Gij, mijn Olis! mij verlaten!
Ach! geen troost meer zal mij baten;
Elke vreugde zal ik haten,
Die zich lachend biedt.
Lange nachten, droeve dagen,
Zal ik mijne kommer klagen;
Alle koeltjens zal ik vragen:
"Zaagt gij Olis niet?"
Mijn gezang, weleer zoo teder,
Zwijgt; mijn oog zinkt treurig neder,
Doch zie ik U eenmaal weder,
Dan zal 't anders zijn.
Schoon ook al de frisse verwen
Op uw bruine wangen sterven,
Wonden U het voorhoofd kerven,
Eeuwig zijt ge mijn!

Rijmelarij (1814)

Schrijver: Cornelis van Marle
Inzender: Redactie, 23 november 2015


Geplaatst in de categorie: afscheid

3.0 met 3 stemmen aantal keer bekeken 275

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)