Vreemd wezen, onze geest
Vreemd wezen, onze geest, - soms met de koningsmantel,
Soms met het doffe grauw van 't knecht'lijk pak bekleed;
Ten dele 't zonnig licht, ten dele neev'len zoekend,
Een lompenraper hier en daar weer een profeet!
Vaak smakeloos en laf, vaak priester van het schone;
Hier nachtuil tussen 't puin, daar aad'laar op de rots;
Nu beuz'lend als een kind, in nietigheên verloren,
Dan zaam'lend in zich zelf 't licht der gedachten Gods!
Gelukkig dan de mens, wiens geest, zijn adel voelend,
Aan 't kleine en duist're ontklimt, naar 't grote en ware trekt,
En, uit de nevelkring in 't zonlicht opgestegen,
Steeds reiner lucht doorklieft, steeds schoner land ontdekt!
Schotsche ruiten (1887)
Schrijver: E. LaurillardInzender: Redactie, 9 december 2015
Geplaatst in de categorie: psychologie