inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1804 - 1859

poëzie (nr. 2.779):

De grijsaard en 't kleine meisje.

de g r i j s a a r d.

Vreemde kleine, zo aanminnig,
Vreest gij niet de middagzon?
Voelt ge 't niet? zij straalt zo vinnig.
Rust wat bij die koele bron.

Kom, melieve; zit wat verder
Onder 't koele boomgeblaêrt;
Daar is vreugd: een spelend herder
Heeft er kinderen vergaêrd.

Zie, de maaiers zelve slapen;
En ge werkt als een slavin,
Om wat aren op te rapen:
Grote moeite, klein gewin.

het kleine m e i s j e.

‘Grijze, ik moet voor moeder zorgen,
Sedert lange reeds te bed.
Arme vrouwe! sinds de morgen
Werd geen spijs haar voorgezet.

Breien kan ze nu, noch spinnen.
‘Liefste meisje, zeide zij,
God vergunt u wat te winnen;
Ga, raap aren op voor mij.’

Met genoegen in hare ogen,
En met zweet op hare kaak,
Ging de kleine, 't hoofd gebogen,
Weder voort aan hare taak.

Gedichtjes voor kinderen (1849)

Schrijver: Prudens van Duyse
Inzender: Redactie, 11 december 2015


Geplaatst in de categorie: moraal

3.0 met 2 stemmen aantal keer bekeken 551

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)