inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1868 - 1922

poëzie (nr. 2.843):

Bergen

Nu zien de grote bergen op mij neder.
Ze zijn verwonderd, dat ik al zo lang
Alleen geklommen ben, en half nieuwsgierig,
Half spelend volgt hun oog mijn trage gang.

Nu zien de bergen goedig op mij neder,
Terwijl ik altijd verder, rusteloos
Naar boven klauter naar hun kale toppen.
Niet ongeduldig zijn ze en niet boos

Om mijn vermetelheid; ze kijken rustig
Zoals mijn oog soms spelend nederziet
Op 't trage rupsje kruipend op mijn vinger,
En doelloos zijn bewegingen bespiedt.

De goede bergen zijn nu heel voorzichtig,
Ze houden zich stil, opdat vooral
Geen steentje los zou laten waar ik klauter,
Geen steen mij treffen zoude in zijn val.

Ze houden zich heel rustig, maar ten laatste
Wanneer dat stille kijken hen verveelt,
Beginnen zij een spel, dat ik zo dikwijls,
Het arme rupsje plagend, heb gespeeld.

Dat zag ik verder kruipen, onverdroten,
En argeloos, terwijl ik keer op keer
De eerste hand achter de tweede plaatste;
En 't plagend spel herhaalde ik telkens weer.

Zo zie ik nu de bergen met mij spelen,
En na de top, die mij de hoogste scheen,
Zag ik nog steeds een hoogre top verrijzen,
En wat ik eerst een top dacht, was er geen.

Toch klom ik voort en laat ze met mij spelen,
Die grote bergen met hun logge kracht;
Ze menen 't niet zo kwaad en vol vertrouwen
Begeef ik mij weer telkens in hun macht.

Schrijver: Jacqueline van der Waals
Inzender: Redactie, 11 februari 2016


Geplaatst in de categorie: natuur

2.0 met 7 stemmen aantal keer bekeken 1.868

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)