inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1776 - 1841

poëzie (nr. 2.853):

De weduwe te Naïn.

Zwaar drukte 't lot op 't hart der Joodse vrouwe.
Nog pas verbrak de dood 't verbond der trouwe,
Of, gram te moe, verdubbelt hij haar rouwe
Om nieuw gemis:

Een zoon, de lust, de troost van hare dagen,
Met hem de vrucht, die de echtboom haar mocht dragen,
Haar Enige ligt haar van 't hart geslagen:
Wat droefenis!

Zij krimpt van wee, de handen dichtgewrongen;
Haar bloed verstijft, in 't hart tezaam gedrongen,
En de adem stikt in haar benepen longen;
Geen traan vloeit af.

Vergeefs, vergeefs haar troosttaal toegesproken,
Nu de ogen van haar' lievling zijn geloken!
De laatste draad haars levens hangt verbroken;
Zij hijgt naar 't graf.

Ach! wat komt ook, bij 's noodlots ongenade,
Der arme vrouw, nu moeder meer noch gade,
Wat komt haar bij zo zwaar een slag te stade?
Geen troost voor haar!

Nog eenmaal kust zij 't lijk, maar kan niet wenen.
Men slaat het windsels om, en voert het henen.
De droeve volgt, op waggelende benen,
Haars lievlings baar.

Zij strompelt mee ter stadspoorte uit, en teder
Staart nu haar blik op 't dierbaar lijk, dan weder
Bedroefd naar God; haar tranen stromen neder,
Bij luid geklag.

Zij snikt, zij kermt haar weedom naar den hogen.
De schare schreit met haar, zo diep bewogen!
Doch wie, wie helpt? Geen menselijk vermogen,
Dat helpen mag.

Geen stem vertroost, opdat haar smart bedare.....
Maar hoe! wie naakt zo driftig daar de schare,
En dringt de lijksleep door tot bij de bare?
Een vreemdeling!

Wat deernis is in 't vriendlijk oog te ontdekken!
Wat ernst, wat majesteit spreekt in zijn trekken,
Die in het hart ontzag en eerbied wekken
Bij heel de kring!

Ontzetting is op elks gelaat te lezen.
Hij roert de baar, en spreekt, met minlijk wezen:
'Leef, jongling!’ en de jongling is verrezen;
Hij leeft en spreekt!

Men staart verbaasd, als aan de grond geklonken.
Der weduwe is haar steun terug geschonken;
Zij ligt, bezwijmd, aan 's vreemdlings knie gezonken,
Ter dood verbleekt.

Zij stamelt hem haar dank, nog half bezweken.
Die onmacht, veel welsprekender dan spreken,
Is van 't verrast gevoel 't voldingendst teken,
Zo rein als schoon.

‘Een groot Profeet is onder ons verschenen.
God-zelf bezoekt ons, om hier hulp te lenen.’
Zo spreken, wie bij 't wonder zich verenen.
Hij was Gods Zoon!

Vaderlandsche Letteroefeningen (1827)

Schrijver: Johannes Immerzeel
Inzender: Redactie, 24 februari 2016


Geplaatst in de categorie: mystiek

4.0 met 2 stemmen aantal keer bekeken 529

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)