inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1689-1733

poëzie (nr. 2.867):

Zomerse Avond

De moede zonnewagen
Staat vrachtloos, d' avondzon
Zinkt in de westerpekelbron.
Aldus ontglippen ons de wentelende dagen.

De star der Mingodin
Ziet d' eerste op 't aardtrijk neder.
Mineias dochters vliegen weder:
Ook spant de stille Nacht zijn zwarte paarden in.

Wij zien de schemeringen
Verdikken, waar we staan.
Alrede heft de gulden maan
Haar horens op, en rukt ter bane in harer kringen.

Hoe rust het hangend loof
Der luisterende bomen!
Geen wind beroert de vlakke stromen.
Het slaperige veld wordt blind en stom en doof.

Thans telt de herder blijer
't Gestalde vee, half vet.
De melkmeid schikt haar hoofddoek net,
En wacht met ongeduld de komst van hare vrijer.

De stad, het woelen moe,
Sluit, angstig voor gevaren
Die in 't bedrieglijk duister waren,
Haar logge poorten, en elk huis zijn deuren toe.

Voort biên de heuse bedden
De matte werkliên rust.
De halve wereld voelt met lust
Zich uit de dichte drom der daagse zorgen redden.

Ware Amaril nu mijn,
Wij zouden onder 't schuilen
Voorwaar geen droge kusjes ruilen;
Maar och! zal mij 't geluk wel ooit zo gunstig zijn?

----------------------------------
Mineias dochters - vleermuizen

Gedichten (1722)

Schrijver: Hubert Poot
Inzender: Redactie, 12 april 2016


Geplaatst in de categorie: natuur

4.0 met 6 stemmen aantal keer bekeken 561

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)