inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1856 - 1880

poëzie (nr. 2.897):

NA DE SLAG

De donkerende nacht betrok de wijd gesternde hemel,
de rusteloze zee, de hoge duinen,
de bergen en de vlakte van het heilig Ilios.
Van de ene zijde stonden d'hoge muren
der stede in 't flauwe schemeren der bevende hemellichten.
Daarnevens legerden de kloeke Trooiers
de peerdentemmers. Van alom daar brandden rode vuren.
Van tijd tot tijd daar zong een felle stemme
het krijgslied bij het ronken van het elpenbenen snaartuig,
en stemmen bont en talrijk zongen achter
bij 't zegevierend klinken van de zware stalen wapens.
Maar al de andre kant, ver aan de kimme,
daar brandde 't vuur in diepe stilte in 't donkre van de nacht.
Daar lag het kamp der goddelijke Achaiers.
Daar klonk geen blijde wapenklang, daar zong geen zegezang.
Van tijd tot tijd slechts kloeg de droeve stemme
der meiden met hun gouden haar, bewenende de krijger
die in de luide worsteling bezweek
door 't zweerd des grote Hektôrs met de glinsterende helm.
Het bloedig veld doorliepen honden huilend
te midden peerdenlijken en gebroken snelle wagens
en 't staal der wapensscherven dat alom
in 't nachtelijke dumster glom, daar waar de mannen vochten.
Maar uit het kamp der strijdgezinde Achaiers
daar kwamen stil drie mannen en zij stapten stil en zwijgend
door 't dumster en door 't bloedig slijk der weiden.
Doch in het nachtlijk donker glom het staal van hunne wapens,
en tegen nek en hiel sloeg beurtelings
der ronde schilden leedren rand, terwijl de mannen stapten.

Schrijver: Albrecht Rodenbach
Inzender: Redactie, 14 mei 2016


Geplaatst in de categorie: oorlog

4.0 met 1 stemmen aantal keer bekeken 304

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)