inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1868 - 1947

poëzie (nr. 2.945):

Zomer

Ik zat waar zon op 't warme water scheen
En gele bloemen bloeiden aan de kant;
Het grazend vee ging door de weiden heen,
De zomerlucht hing walmend over 't land.

De wilgen waren zilverbleek en stil
Voor 't stralend blauw, van wolk en nevel vrij;
Een glazenmaker vloog, met lichtgetril
Op 't parelmoerig vleugelgaas, voorbij.

De schuwe vissen, in 't koeldonker diep,
Verschoten snel, of stonden lang op wacht,
Waar d'aarde zich, in beeld, nog schoner schiep,
Dromend de zomerdroom van eigen pracht.

En over 't hooiland, waar een wagen stond
Met vers-groen gras te geuren in de zon,
En verder waar het drachtig korenblond
Met brede golving boog ten horizon,

Tot waar een scheem'rend bos zich flauw verhief,
De wereld wegsmolt in der hemelen gloed,
Dreef mijn gedacht, hoe schoon de dag was, lief
Uw schone ziel verlangend tegemoet.

Schrijver: Frans Bastiaanse
Inzender: Redactie, 21 juni 2016


Geplaatst in de categorie: jaargetijden

4.0 met 9 stemmen aantal keer bekeken 1.275

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)