inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1855 - 1930

poëzie (nr. 2.965):

EEN TELEFOON-LIEDJE VAN ZEBEDEUS

Het zijn de snaren,
Die door de ruimte varen;
Een uitgespannen schaal
Van stijve paal tot paal.

Die snerpen en die fluiten
Door 't nachtelijke buiten
En gonzen in de wind,
Gespannen, doof en blind . . .

De snaren zijn 't, de snaren,
Waar langs de stemmen varen
Van velen, doof en blind
En wetend niet de wind.

De wind die aan de snaren,
Die aan 't metalen garen,
Hun nachtlijkheid ontwringt
En voor hen klaagt en zingt.

En voor hen doet vervliegen,
Al 't liegen en bedriegen,
In kerming en gegil,
De harde levenswil.

Het zijn de snaren,
Het blind metalen garen,
Dat tot een harp vereend,
Van schuldeloosheid weent.

Wonderlijke Avonturen III.

Schrijver: Jacobus van Looy
Inzender: Redactie, 16 september 2016


Geplaatst in de categorie: overig

4.0 met 3 stemmen aantal keer bekeken 265

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)