inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1756 - 1831

poëzie (nr. 3.032):

Mijn leven

Mijn kindsheid, jeugd en bloei, was éne reeks van plagen;
mijn verdre levenstijd, één ijdle handvol wind;
mijn ouderdom bezweek, bij hoop van beter dagen,
in pijniging van ’t hart die geest en merg verslindt.
Wat nu? De dood verbeid na levenslang verlangen!
Schenk’ hij me een stille koets bij ’t ingaan van de nacht!
Bevrijder, kom! Ruk los de ketens die mij prangen:
Ach! Koel is ’t in uw arm, en op uw peluw, zacht.
‘k Heb lang de felle brand van ’t middaguur gedragen
dat bloed en brein ontstak, en hijg naar ’t eenzaam graf.

Ach, zij ’t gekromde lijf van ’t harde juk ontslagen,
en neem me uw dorre hand het pak des levens af!
Wat ’s leven? – Lijden. – Wat ’s genoegen! Wakend dromen. –
Wat ’s vreugde? – Zelfbedrog, en blinde razernij. –
‘k Beproefde ‘t: ‘k heb die bron voorbij en af zien stromen;
van in haar wel verslijkt, vloot ze in moeras voorbij.
Thans rust ze en vloeit niet meer. Haar ader, leeggelopen,
is dor, verdroogd, en ’t bloed blijft in zijn kreitsloop staan.
Zie neder, God van heil, op wie wij schepslen hopen;
zie neder in genade, en neem mijn zielzucht aan!


Haarlem, 1829

Schrijver: Willem Bilderdijk
Inzender: Redactie, 4 december 2016


Geplaatst in de categorie: psychologie

3.8 met 4 stemmen aantal keer bekeken 1.451

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)