inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1766 - 1805

poëzie (nr. 3.104):

Op een zeker mutsenmaakstertje

Ik zag een meisje mutsjes maken:
Zij hield, op hare malse schoot,
Een mutsenbol, zo zwaar als lood,
Mismaakt van mond en neus en kaken,
Een kunsteloze beeldtenis,
Gelijk dat goedje doorgaans is.
Zij kneep en plooide dus haar mutsje,
En, onder 't plooien, schonk ze mij
Een vriendlijk lonkje van terzij,
Dat straks gevolgd werd van een kusje;
Ik lach met haar, ik zoen, ik sol,
En, zo toevallig, onder 't mallen,
Doe ik haar van haar stoeltje vallen,
En zet haar mutsje op mijn bol.

Aan de tedere kunne

Schrijver: Pieter Boddaert
Inzender: Redactie, 24 februari 2017


Geplaatst in de categorie: humor

3.0 met 2 stemmen aantal keer bekeken 861

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)