Tine
Ik heb uw kussen en hun overmoed
met mijn onnozel herte niet verstaan,
het was mij deugd reeds aan uw zij te gaan,
dweepziek, in velden onder avondgloed.
O, vrouw, o, tederheid, o, droeve waan,
wat was het leven mild, de wereld goed!
Zwijg, drieste stem van het onstuimig bloed,
ik bad een droom, een aardeloosheid aan.
Tine, gij waart al vrouw en ik nog kind,
maar 'k heb uw blonde wezen zó bemind
dat ik mijn jeugd niet zonder u kan denken,
en, ouder in de eindeloze strijd
zie ik uw hand mij naar die zuivre tijd
als naar verloren paradijzen wenken.
Inzender: Redactie, 7 december 2017
Geplaatst in de categorie: idool